1958 Anekdote met Jan Timman
Dinsdag 14 november 2017 kwam Jan Timman bij ons schaken. Voor velen van ons was dat een unieke kans, iets wat we maar één keer in ons leven meemaken. Dat bleek echter anders voor senior lid en jeugdleider Erik Olof. Hij vertelde mij een leuke anekdote over zijn jonge jaren, waarin hij een nog jongere Jan Timman leerde kennen.
Erik Olof:
1958, Toen Jan en ik voor het eerst de degens kruisten in een jeugdwedstrijd in Den Haag, vroeg ik hem hoe oud hij was. Ik was in ieder geval 12 jaar jong en Jan Timman is vijf jaar jonger, dus ik denk dat hij 7 jaar oud was. Maar Jan zei tegen mij dat dat niet kon: hij was beslist ouder geweest, ongeveer 9 of 10. Destijds schatte ik hem op een jaar of 8, maar in mijn vervaagde herinneringen lijkt hij steeds jonger te worden.
Op die dag zag ik hem dromerig binnenlopen in de gymnastiekzaal van het Johan de Witt college en ik dacht direct dat daar ‘le Petit Prince’ (de Kleine Prins) binnenkwam. Dat is een Frans poëtisch verhaal dat we in die tijd lazen op school. Zodra ‘Jantje’ achter het bord ging zitten, was zijn dromerige toestand verdwenen: en dat heb ik geweten! Die partij was ik kansloos. Ik had begrepen dat hij van een zekere klasse was en toen vond ik het niet meer zo erg om van hem te verliezen. Er was dus gelijk al veel ontzag voor hem; en bij het schaken is dat fataal. Jantje had in die dagen al de onhebbelijke gewoonte om de laatste wedstrijd van een toernooi te verliezen, waardoor ik nog langszij kon komen. Toen waren wij allebei geplaatst voor de finale van het jeugdkampioenschap van Den Haag, maar daar was ik opnieuw kansloos tegen hem.
Dit gold al gauw voor de meeste jeugdschakertjes en alle faam ging dan ook naar Jantje. Al snel was hij geen ‘Jantje’ meer, maar werd hij Jan, een grote man in de schaakwereld, ook al was hij nog maar zo jong. Wij keken allemaal naar hem op en dat was terecht. In mijn herinnering (eigenlijk geheel onbetrouwbaar) konden maar een paar schakertjes af en toe remise afdwingen, zoals Fred van der Vliet. Ik weet ook nog Jos Willemsen, die zelfs een keer wist te winnen! Hij koesterde deze partij, en terecht. Zij zijn beide goede schakers geworden, maar lang niet zo goed als Jan.
Op een goede dag kwam ik bij Jan thuis een partij spelen, op verzoek van Jan omdat hij toen al schaakverplichtingen elders had. Op zijn aanwijzingen vond ik zijn huis; een mooi, oud en romantisch huis. Daar liep ik zijn jongenskamer binnen en wat ik daar zag, was een stapelbed. Het bovenste bed was duidelijk niet opgemaakt en ik vroeg of dat het bed was van zijn oudere broer Ton (die ook een sterke schaker werd), maar dat bleek een vergissing… Hij had namelijk al zijn eigen kamer. Ik was even vergeten dat er nog meer kinderen rondliepen in dat grote huis.
Al gauw begonnen we te schaken. Op een gegeven moment kwam zijn vader even kijken en hij mompelde dat het schaken veel te moeilijk voor hem was en dat hij maar weer aan het werk moest. Hij was hoogleraar in de wiskunde aan de TU Delft. Delft maakte onderdeel uit van de Haagse Schaakbond, vandaar onze ontmoetingen. Jan sprak tijdens de partij spontaan uit dat het een Franse partij was (een geliefde opening in het schaken). Ik speelde met zwart en de beruchte MacCutcheon variant ontstond op het bord.
Het is een bloedlinke opening en Jan speelde daarop in door op een gegeven moment een loper te offeren op h7. De koning kon die loper slaan en kon in een verder vervolg vluchten naar g6, waarop Jan wel een plannetje zou hebben. Hiermee volgde hij een suggestie van schaaktopper ir. van Donk uit Dordrecht. Ik was natuurlijk te laf om er op in te gaan en net zoals in Den Haag, verloor ik kansloos.
Dinsdag 14 november 2017, vele decennia later, speelde ik dus opnieuw tegen hem tijdens de simultaan. In al die jaren bleek er niet veel veranderd in de onderlinge krachtsverhoudingen, want ik verloor opnieuw. Je raadt het al: het was alweer kansloos. Toch vond ik het weer een hele belevenis om mee te maken!”