Ja, ook ik heb mijn eerste schaakzetten van mijn vader geleerd. Aan de keukentafel, in de woonkamer of misschien in de luie stoel voor de open haard. Ja, ook ik ging naar een schaakclub omdat mijn vriendje erheen ging, die sterker speelde dan ik. In een zaaltje ach-terin het schoolgebouw stond een demonstratiebord waarop de uitgangsstellingen van het Italiaans werden besproken. Ja, ook ik heb de stappenmethode doorgewerkt, met de tacti-sche thema’s boven de diagrammen geschreven en de antwoorden achterin het slappe, kleurloze boek. De opgaven hadden enigmatische titels als ‘slaan + hout’. Ja, ook ik heb Eu-we’s handboek voor de gevorderde schaker geprobeerd door te werken en zelfs een aantal van zijn boeken over openingsrepertoire. Na tien bladzijden over de derde subvariant van de vijfde variant van de negende vertakking van het Nimzo-Indisch was het enige dat ik nog wist, dat ik liever geen Nimzo-Indisch wilde spelen. En ja, ook ik heb tegen mensen gespeeld die zeventig jaar ouder waren dan ik en geen enkel medelijden hadden met mijn onsamen-hangende zetten.
Heb ik van al deze mensen en boeken schaken geleerd? Nee.
Schaken is iets heel anders dan zetten doen. Je kunt een tegenstander verslaan als je weet wat sterke en zwakke velden zijn, wat een penning is en hoe je afwikkelt naar een gewonnen eindspel. En als je de eerste veertien zetten van de hoofdvariant van het Siciliaans uit je hoofd weet. Maar met schaken hoeft dat niet veel te maken te hebben. Voor mij is schaken: begrijpen wat de basis van het spel is en waarom dat zo is. Begrijpen dat iedere spelfase zijn eigen regels heeft, en waarom dat zo is. Begrijpen dat strategie ondersteund moet worden door tactiek, en waarom dat zo is. Altijd weer die belangrijke vraag: waarom?
Ik ben pas gaan leren schaken toen ik een paar jaar geleden bevriend raakte met enkele zeer sterke schakers. Hun gezichten, hun stemmen en hun denkwijze zijn me in korte tijd dierbaar geworden, en alle drie kijken ze mee over mijn schouder bij iedere partij die ik speel. Op wederkerigheid van deze vriendschap kan ik niet hopen, want zij kennen mij geen van drieën en de kans is miniem dat ze me ooit zullen leren kennen.
De lesmethode van deze meesters is even eenvoudig als revolutionair. Ze vervelen hun leer-lingen niet met theorie. Ze geven geen huiswerk op en laten hun leerlingen zich in hun eigen tempo ontwikkelen. Ze leggen geen druk en ze zijn altijd – ook midden in de nacht – bereik-baar. En ze vragen geen geld.
Maar wat doen ze dan?
Ze spelen partijen. Zelf. Niet tegen leerlingen, maar tegen andere sterke schakers. En daarbij vertellen ze bij iedere zet, zowel van henzelf als van hun tegenstander, wat het idee erachter is. Met andere woorden, ze geven telkens weer antwoord op die ene belangrijke vraag: waarom?
De enige voorwaarden om nu, direct, te beginnen je schaaksterkte naar een hoger niveau te tillen, zijn toegang tot YouTube en een redelijke kennis van het Engels. Dit is schaakles anno 2018, toegankelijk, aanschouwelijk en beschikbaar wanneer je wil. Ik heb het over de drie grote pedagogen met de volgende accounts:
Chess Network (ene ‘Jerry’, een Amerikaanse NM), John Bartholomew (een Amerikaanse IM) en GingerGM (Simon Williams, een Britse GM).
Typ deze namen in op YouTube. Klik op één van de vele video’s (er is van alles: analyse van beroemde partijen, van eigen partijen, live commentaar bij rapid- en snelschaakpartijen, basiskennis, openingsrepertoire enz. enz.). En laat je meevoeren naar logische en onlogische antwoorden op de vraag… waarom?